Vanmorgen reed ik op de fiets van Amersfoort naar Utrecht toen ik merkte dat er iemand aan mijn bumper kleefde. Ik vind dat enorm storend, ook op de fiets, dus ik hield in om die persoon te laten passeren. Toen de persoon mij voorbij reed, riep de persoon “aansteller” om vervolgens hard door te fietsen.
Ik was verrast en ook wel beledigd door de opmerking van die persoon. Hoe haalde de persoon het in de hoofd om mij een aansteller te noemen! Ik voelde dat ik steeds bozer werd en merkte op dat het achterlicht van de fiets van deze persoon het niet deed! Wat een ….
Vervolgens begon ik me af te vragen of ik niet wat overdreven had gereageerd. Was het niet kinderachtig om in te houden?
Waarom werd ik zo geraakt door een vreemde die mij “aansteller” noemde? Ik dacht terug aan de les Inclusief Communiceren die ik afgelopen donderdag samen met Annette Lubbers had gegeven aan studenten van de HU. Annette had uitgelegd dat het bij Geweldloze communicatie gaat om het herkennen van gevoelens en behoeftes. Wat waren mijn gevoelens en behoefte in dit geval?
Ik realiseerde me dat mijn behoefte was om gerespecteerd te worden. Ik ben lekker aan het fietsen op een ochtend en dan vind ik het niet respectvol als iemand mij `aansteller` noemt. Is dit niet ook het probleem bij online discriminerende, uitsluitende opmerkingen of hate speech? Anoniem iets roepen en vervolgens verdwijnen in de massa? Online zou de opmerking een start tot polarisatie kunnen zijn geweest.
Vervolgens werd ik me er ook van bewust dat het ook wel linkte aan mijn “drivers”, of wel patronen uit de Transactionele Analyse. Mijn levenspatroon “Ik wil niet afgewezen worden” werd door de opmerking geraakt. Het ging me niet om het respect, bedacht ik mij, maar om respect voor mijn keuzes! Ik maak de keuze om de persoon te laten passeren, zodat hij niet aan mijn bumper kleefde en verwacht dat degene die daardoor geen voordeel meer kan halen uit mijn fietsen, dat respecteert. Ik ben me er ook erg van bewust dat er ook bij de fietser een hoop behoeftes hebben kunnen spelen om mij “aansteller” te noemen. Misschien had de fietser slecht geslapen of maakte de persoon zich zorgen over de kinderen en was het roepen van “aansteller” de manier om uiting te geven aan zijn onvervulde behoeftes.
Het zoeken naar mijn behoeftes (geweldloze communicatie) en het daaraan kunnen koppelen van mijn patronen (Transactionele Analyse) maakte dat mijn woede en frustratie verdween en ik weer kon genieten van mijn fietstocht. De onbekende persoon had mij weer bewuster gemaakt van hoe patronen in mij werken. Dank, daarvoor, onbekende fietser!